13 aug 2007

Vrijdag 10 augustus

Dizzy day door twee aktes, de eerste twee zonder noemenswaardige onderbreking gespeeld door mijn clubje. Ze maken in al hun ernst een zorgeloze indruk, zorgeloze ernst. Hun zenuwen zullen wel gieren, maar het valt nauwelijks op.Weer waren er veel belangstellenden, die na afloop redelijk verguld leken met het voorlopige resultaat. Er viel ook werkelijk iets te zien, er gloorde iets dat op de vreemde binnenwereld van de 3Zusters leek. Hun gekooide, opgekropte verlangens, hun vreemde reageren op een buitenwereld die ze als suf en saai ervaren maar waar ze zelf geen verandering in wensen aan te brengen dan alleen die niet realistische droom om weer naar Moskou terug te gaan.
Meer en meer begint Justus, die de Latijnse leraar speelt, een inwoner van het stadje te worden: kleingeestig, bekrompen, het wandelende voorbeeld van een provinciaal, hij begint zijn goed bedoelde stupiditeiten streng gedoseerd de zustersvilla in te slingeren, tot afschuw van zijn vrouw. Lien-Masja speelt het cultuurverschil met grote finesse, haar man beheerst vast en zeker het Latijn tot in de puntjes maar loopt er mee te koop op een wijze die haar met beschaafde afschuw vervult. Haar talentvol pianospelen weet hij haar afhandig te maken, veel in de plaats ervoor heeft hij haar niet te bieden. Als toeschouwer wil je ingrijpen, mijn god, luister toch eens naar elkaar, jullie vermoorden elkaars zielen door niet te luisteren, wat blijft er dan over dan zinloze nutteloze verdorde blaadjes. Koelygin zegt wel “Masja is mooi” maar je ziet hem niet naar haar k i j k e n. Ja, in het openbaar zeggen “Wat ben je mooi” levert alleen maar afgrijzen op.
Laura Mentinck toont met haar groeiende Natascha door kordaat en tegelijkertijd liefdevol optreden, het onrealistische van de drie zusters van haar man. Haar sluipende huishoudrevolutie wint grond, ieder jaar wordt er een nieuwe kamer in het zusterhuis in beslag genomen ten bate van haar groeiende kindertal.
Alle inwoners stellen teleur in de ogen van de drie verwende meisjes, ook die "vreselijke" meisjes in de klas bij Olga, niets is goed. "Ze hebben me laten trouwen, eerst leek hij me wel wat, maar nu vind ik hem niets meer" zegt Masja. Luisteren, goed luisteren hebben ze verleerd, onze meisjes. Want Versjinin, de binnengewaaide opvolger van hun overleden vader, laat ze duidelijk weten dat wanneer je depressief bent Moskou ook geen oplossing biedt: "Wanneer je daar in de grachten kijkt vergaat je de lust om te leven, nee, dan bij jullie, hier, die wild stromende rivier en die prachtige berken, die heb je in Moskou niet". Als we het ons goed herinneren is een van de eerste opmerkingen van Olga "Kijk eens hoe mooi die berken zijn". De berken die Natascha aan het eind van het stuk zal omkappen. Versjinin is een gezant uit een andere wereld, die als een Messias wordt gezien, maar die weinig nieuws en weinig opwekkends te melden heeft. Alleen zijn uniform verschaft hem enige zekerheid, verder verafschuwt hij zijn leven, zijn vrouw die alleen maar in filosofieboeken leeft, en heeft hij alleen maar mededogen met zijn twee dochtertjes.
Ik zou een saai weblog van pagina’s lang kunnen schrijven van al mijn belevenissen op zo'n dag, waarin acteurs de berg naar een rol beklimmen, waarin ze al klauterend en aan uitsteeksels hangend hun gevoelens openleggen. De ene speelt, de andere legt zijn tekst over zijn eigen persoon, de ander wroet nog in de betekenis, weer een ander herinnert zich exact wat hij of zij een vorige repetitie uitprobeerde en voegt daar dan een variant aan toe. Alle wijzen van repeteren, van creĆ«ren, van atelierwerk, passeren zo'n doorloopdag de revue. We zitten met zijn allen in een woud met evenveel boomsoorten als er rollen en mensen op het toneel staan, veertien rollen en veertien acteurs: acht en twintig worstelingen. Wat mooi. Kijkend en luisterend voel ik mij een ander mens dan die auto rijdt, dan die met zijn kleinkinderen speelt, dan die een boterham eet. Naar spelers kijkend verdwijnen mijn eigen verwarde gevoelens en voel ik me completer dan ooit. Repeteren is als drugsverslaving: waarom kan ik niet vier en twintig uur repeteren? Mensen vormen zich in mijn hoofd, ik test mijn omgeving op gelijkenis met de zusters, met de nihilistische dokter, die zwakke god die niet meer in het verschijnsel mens geloven kan, waar zo weinig van over is na een leven van teleurstellingen, dat hij moeiteloos bij de moord op Tuzenbach aanwezig kan zijn. Terwijl hij zegt zoveel van Irina te houden die nu de volgende dag niet trouwen kan. En die op een stoeltje gaat zitten en een vaudeville liedje zingt: “Tarara boem diee”, het negentiende-eeuwse in alle talen verstaanbare liedje van de eeuwige copulatie, en die daarna niet anders meer weet te zeggen dan: “Ach wat doet het er toe, wat doet het er toe.” Omdat alles er zo veel toe doet.

Geen opmerkingen: