1 aug 2007

Dinsdagavond 31 juli

Begint eentonig te worden, weer een top-dag, hoe is het mogelijk. Gister hadden de theatertechnici van de voorstelling in wording met dikke vette tape-repen in allerlei kleuren de contouren van het decor op de vloer gestreept, dus konden we secuurder de tweede acte vervolgen. Na de drie mislukkende liefdesscènes van gisteren weer doorgesproken te hebben moet er een wirwar van gesprekken ontstaan.
Met de bizarre dokter, de bezoekende soldaten, voortdurend oplaaiende smeulende gespreksbranden, alles door elkaar, onderbroken door de onrustbrengende vrouw van de broer, die het huis via moederliefde in beslag weet te nemen. Ze lijkt het goed te bedoelen, maar alles pakt verkeerd uit. Laat een van de zusters woeste uitspraken doen, het woord serpent valt terwijl die boeren-buitenstaanster om de zusjes bij te benen zelfs een paar regels Frans heeft geleerd. Ze weet niet op te houden over haar zoontje Bobik, steeds maar weer Bobik waardoor ze hem het meest gehate zoontje van het wereldrepertoire weet te maken...en toch...komt voor Irina Moskou dichterbij.
De Irina actrice Tanya ziet in al die ruzies juist de drive om eindelijk te ontsnappen uit die familie chaos. Meestal eindigt dit bedrijf in treurnis, in melancholie, wanhopige Moskou-zuchten, maar Tanya gaf in een uiterste poging haar leven te redden die positieve draai. Daar zou een regisseur, in ieder geval deze, nooit op komen: een tweede bedrijf dat positief eindigt! Ze legde de verantwoordelijkheid van interpreteren bij het nog niet aanwezige publiek, dat straks niet anders kan dan doorhebben, concluderen, realiseren, becommentariëren: ach lieve kind, dat lukt je nooit. Publiek wordt als we deze interpretatiedraai weten vol te houden de commentator. Honderden voorstellingen lang over de hele wereld pinkte het publiek een traan weg bij het zusternoodlot, nu zal het met grotere verwachting uitkijken naar hoe het de zusjes in de derde acte verder vergaat.
De inventiviteiten die de spelers door de tweede acte strooiden maakten het bijna tot een nooit vermoedde stand-up Tsjechov, de zaal wordt toegesproken, de acteurs gooien hun teksten die zaal in. Ik was vandaag gelukkig: natuurlijk, ik praat te veel, vertel te veel, laat ze soms nauwelijks aan spelen toekomen, maar ze nemen het speelrecht geregeld zo ferm in eigen hand, dat ik een nieuw stuk zag opbloeien. Een nieuwe Tsjechov met de letterlijke, eeuwige tekst en toch zo anders, zo nieuw. En dat allemaal omdat ik de goede raad van mijn co-regisseur Kroft (zo wil ze genoemd worden) aannam: laat ze toch die vierde wand opblazen, ze moeten het publiek geen kans geven achter over te zitten.
We leggen nauwelijks mise-en-scène vast, en iedere keer wanneer we herhalen lopen ze feilloos, MET ZIJN VEERTIENEN!! een fabuleus nauwsluitende choreografie, alsof ze het ooit eerder gespeeld hebben.
In die gigantische droomfabriek, die het gebouw FOCUS is vervolgde in vier andere lokalen een nieuwe Ciske musical zijn opmaten, in de lunchpauze ving je ieders problemen op, ieders pogingen iets bijzonders te doen, zingend, spelend, denkend of dansend. Daartussen zitten veertien toneelspelers braaf hun boterhammetjes te eten, zich even losmakend uit een fijnzinnige Tsjechov. Vreemde eenden in de Focus-bijt, eenden die het over de kraanvogels hebben die voorbijvliegen, ieder jaar opnieuw. Denken die na tijdens het vliegen? Ze vliegen en vliegen, ja, dat zal wel, zegt Masja maar wat is de zin ervan? Sneeuw die valt, heeft dat een zin? Dichtregels in de dialogen.
Michel die Tuzenbach speelt lijkt een kruising tussen Arnon Grunberg en Woody Allen, ook een vreemde eend in de zusterbijt maar hij klauwt zich er in vast: “Dertig jaar, desnoods dertig jaar haal ik je op van je kantoor, dertig jaar blijf ik op je wachten.” Hij wordt weer afgewezen maar hij geeft niet op. Zo mag ik het zien, niet opgeven, nooit. Achter je dromen aan, dan win je het altijd.
Ingmar Bergman dood, Antonioni dood, twee grote droomnajagers, de grote verhalenvertellers van onze tijd. Die alle twee Tsjechov als hun meester zagen. Bergman met zijn Fanny en Alexander, de mooiste moderne Tsjechov ooit gemaakt. Ik verlang naar die film, neem me voor hem vanavond in de recorder te stoppen.
We spreken meteen af nu eindelijk werk te maken van Tarkovski’s Nostalgia en hem aanstaande dinsdag in het lokaal te gaan draaien. Sinds die film uitkwam in ’83 nooit meer gezien en toch stond hij voor Kroft en mij als inspiratie aan de basis van ons eerste zuster gesprek, nu alweer een vol jaar geleden. Ben benieuwd naar dinsdag, waar zullen wij dan inmiddels zijn?
Toen we die hele acte hadden doorgeploegd besloten we de dag te beëindigen met een doorloop van het geheel. Het bleek te kloppen, te werken, te ontroeren. Acteurs die wachten vergaten, die verkeerde loopjes deden, die op plekken opdoken waar ze niet werden verwacht, die ineens door de altijd aanwezige Hanne van de kostuums aangekleed, verkleed, opgetuigd werden. Acteurs die door de continuïteit die we elkaar aandeden tot nieuwe inzetten kwamen: veertien instrumenten in een kamerorkest van stemmen. Kon ik Tsjechov maar even bellen om met hem door te nemen hoe wij inmiddels na 107 jaren zijn stuk zijn gaan zien. Ik zou hem nieuwsgierig willen maken, hem willen uitnodigen even uit de Krim naar Focus te komen. Deed hij dat dan zou hij zich zeker in het lokaal vergissen en naar een repetitie van Ciske
gaan kijken en dan denken: Nou dat is een leuke interpretatie van mijn stuk, dat had ik er niet in gezien maar het is wel leuk, tien Amsterdamse jongetjes die leuke liedjes zingen. Weer eens wat anders dan die eeuwige drie zusjes van me...

Geen opmerkingen: