10 aug 2007

Donderdagavond 10 augustus

Donderdagavond, morgen gaan we de eerste en tweede acte achter elkaar repeteren, de vorderingen van deze week bundelen, daar hebben we vandaag flink aan gesleuteld. Een anderhalve week geleden schreef ik over het verhaal van Boy, die Ferapont heet, en door wie ik het idee kreeg dat iedereen het stuk vanuit zichzelf moet kunnen beschouwen, zijn verhaal druk ik hieronder af, veel leesplezier!

Goedemorgen. Ik ben Ferapont. Al mag ik dan de jongste niet meer zijn, ik sta mijn mannetje wel. Ik ben geboren 1832, in Overyata, een klein dorpje ten noordwesten van Perm. Als jongste zoon van een gezin van 4 heb ik mijn deel moeten leveren op de akkers van de Heer.
Leven op het land van de Heer was niet altijd makkelijk, op mijn tiende had ik handen als van mijn vader, grof, stijf en pijnlijk. Ik heb mijn vader gehaat, mijn moeder vervloekt maar nooit meer zoveel van iemand gehouden, misschien is dat de reden dat ik nooit een vrouw heb gevonden. Als mijn vader bezopen het huis in kwam gekropen, gegeseld door de Heer, dan wist hij ons ook te vinden. Eén verkeerd woord en we kregen ervan langs. Mijn moeder huilde veel, maar had als enige antwoord, zwijgend, drinken. Ik heb die hufter zo vaak het graf in gewenst, ieder woord van mij beloonde hij met drie dreunen, dus ik durfde nooit mijn mond open te doen, Ik begreep hem pas toen ik de Heer een beetje leerde kennen, toen ik zag dat die hoge, mooie mensen van het Huis uit jagen gingen, over de akkers, mijn kar omver reden om achter een haas aan te gaan, voor de lol mij of mijn vriend Vladimir een trap na gaven.
We droomden vaak over vrij zijn, Vladimir en ik. Vrij om voor onszelf te werken, weg te gaan, avontuur. Maar die gedachten werden er snel uit geslagen. Toen ik 29 was, waren we plotseling vrij. En werkloos. We zijn thuis weggegaan en gaan werken aan de spoorlijn. Zo zijn Vladimir en ik in Perm terecht gekomen. Het was een bijzonder avontuur om met die geweldige machines te werken, maar man, man, man, wat een herrie! Ik heb er vandaag de dag nog steeds last van, ik hoor niet alles even scherp meer. Maar we hebben die mensen nog wel horen vertellen van Moskou, dat daar nog veel meer herrie is. De voorman zei dat in Moskou door elke straat een trein rijdt, maar ik denk niet dat dat waar is, als ik zie hoe breed die sporen zijn.Toen de spoorlijn voorbij Perm was ben ik hier gebleven, hier was werk en ik voelde mij op mijn gemak in mijn huisje. Ik had hier samen met Vladimir en twee anderen een hut gebouwd, voor ons was het een paleis, want we hadden in de winter ruimte voor een echte kachel. Vladimir ging verder, hij wilde Moskou zien. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord.
Stefan, Pjotr en ik. Nog met 3 in een paleis, niet veel meer dan een plaggenhut. Volgens mij hebben de heren geen idee hoe wij hier leven, dat we hier überhaupt leven. Stel je voor; een ruimte voor een geit, een ruimte om te schuilen als het regent, een ruimte om eten te koken, en een ruimte om te slapen. En er is 1 ruimte.
Elke morgen lopen we over het pad naar de rivier, we hebben een stukje gevonden waar heel schoon water stroomt. Het land hoort bij het land van het grote huis op de heuvel, maar het lijkt wel of ze dat zelf vergeten zijn.
Stefan en ik zijn gaan werken in de fabriek in de stad, en omdat ik al aan het spoor had gewerkt moest ik de grote motoren onderhouden. Door die natte troep kroop het vocht in mijn lijf, mijn botten en mijn longen. Maar het was er warm, dus ik ging niet kapot. Heel mijn leven heb ik altijd gezocht naar warmte, ik heb het altijd gevonden.
Ik heb mijn handen kapot gewerkt, zodat de mooie Heren het hier ook goed hadden. Ik MAG natuurlijk niet klagen, ik weet ook wel dat die mooie Heren alles regelen, nee, ik mag niet klagen. Al stinkt de stad meer dan ooit, klagen zit er niet in. Ik heb ze allebei kapot zien gaan, die 2 met wie ik woonde. Nu zit ik daar alleen, heb geen roebels voor brandhout. Het is daar stervenskoud.
Vijftien jaar geleden kwam hier een garnizoen binnen trekken, overspoelde de stad met soldaten, maar ook met brallerige gokkers, omhooggevallen stijve jassen en stijve baarden. Ik heb die gasten nooit gemogen. Maar ik moest zo'n tien jaar geleden allemaal papieren van het districtsbestuur naar de nieuwe commandant brengen, beste kerel die man. Kwam ook uit Moskou, maar gokte helemaal niet. Was streng, maar eerlijk. Hij stuurde me weg en in de keuken kreeg ik warme wijn van Anfissa, hun meid. Mooie vrouw, pokdalig, roestig en oud, maar mooie vrouw. Ze hield de boel lekker warm, dus kwam ik vaak even kijken of ik haar niet ergens mee kon helpen. Ja, ze was niet jong meer, dus af en toe tilde ik wat dozen en taarten naar binnen, dat dure huis in.
Nu had die strenge commandant de boel wel op orde, iedereen luisterde goed en was stil als hij er was, maar hij miste duidelijk de hand van een moeder. Was al dood geloof ik. Maar verder wel een hoop volk over de vloer, een bezopen dokter, en van die hoge soldaten. Geen plek voor drie kleine meiden en een knulletje, kinderen van die man. En nou ging de commandant vorig jaar nog dood ook. En nou willen die meiden terug naar Moskou, geef ze eens ongelijk, die broer van ze gokt van alles, maar niks bij elkaar. Toch mag ik hem wel, volgens mij is hij gestoord, maar ik mag hem wel.
Maar of Moskou ze nou gelukkig zal maken, dat betwijfel ik. Ik hoor namelijk heus wel eens wat, en de verhalen over Moskou zijn niet mis. Mensen eten zichzelf daar dood, halen rare toeren uit met de straten en in de winter is het daar 200 graden onder nul! Mij zal je daar niet naar toe zien gaan.Ik schrijf liever verhaaltjes, want ik versta ze steeds minder, ze schreeuwen zo hard naar me, dat begrijp ik niet. Want als Anfissa tegen me praat versta ik die wel, hoe zit dat met mijn oren. Er is een dokter in huis, die woont in de kelder, in de onderverdieping, maar die zal nou nooit eens zeggen, ik zal eens naar die oren van je kijken, en zelf durf ik het hem niet te vragen, ik denk nog altijd dat ze me slaan, die hoge heren, wanneer ik iets tegen ze zeg. Maar mij zul je niet horen klagen. Ik zit hier goed.

Geen opmerkingen: